top of page

Gedragsverandering

Het bepalen én bevorderen van de motivatie voor en tijdens hulpverlening is noodzakelijk om de slaagkans ervan te verhogen. Het transtheoretisch model voor gedragsverandering van Prochaska, DiClemente en Norcross biedt hiervoor handvatten.

Deze auteurs zien motivatie niet als een gebeurtenis maar als een proces waarbij personen zich bewegen doorheen verschillende fasen van gedragsverandering. Hun model integreert verschillende psychologische theorieën over gedragsverandering in één theoretisch kader. Met het model kan de gereedheid of de motivatie van personen om hun gedrag te veranderen, worden beoordeeld op basis van zes stadia.

Afbeelding_Prochaska et al_TTM_cyclus ge

  1. In de precontemplatiefase ervaren individuen zelf geen probleem en hebben ze niet de intentie om hun gedrag te veranderen. In deze fase is het typisch dat de omgeving van het individu wel inziet dat er iets moet veranderen. Als personen in deze fase toch in een hulpverleningstraject stappen, dan is dit vaak door externe druk. Bewustwording kan worden gefaciliteerd door het afwegen van de voor- en nadelen. Het voornemen om een bepaald gedrag te stellen, wordt grotendeels bepaald door onze gevoelens en meningen tegenover dit gedrag en door onze perceptie over de mening die familie en vrienden hebben tegenover dat gedrag.

  2.  In de contemplatiefase zijn individuen zich wel bewust van hun probleem. Ze weten ook welk gedrag ze willen veranderen, maar willen dit pas op lange termijn realiseren. Zij kunnen hierbij worden ondersteund in de erkenning van hun waarden en gevoelens tegenover het gedrag.

  3. In de voorbereidingsfase heeft de persoon besloten om op korte termijn (binnen de maand) van start te gaan om zijn gedrag te veranderen. Daartoe treft hij de nodige voorbereidingen, die vaak al leiden tot kleine veranderingen.

  4. In de actiefase richten individuen zich actief op het veranderen van hun gedrag, ze zijn bereid om hierin tijd en energie te investeren. De gedragsveranderingen zijn openlijk zichtbaar, bijgevolg krijgt men veel erkenning uit de buitenwereld. Die redeneert soms dat individuen in deze fase al veranderd zijn, terwijl het individu net gestimuleerd moet worden om het veranderde gedrag vol te houden.

  5. Wie reeds tussen de zes en achttien maanden actief zijn gedrag veranderde, komt terecht in de onderhoudsfase. Belangrijk is ook dat het oude gedrag niet wordt gesteld. In deze fase ligt de nadruk op het verstevigen en onderhouden van het nieuwe gedrag.

  6. Het verankeren en stimuleren van het veranderde gedrag is essentieel. Uit onderzoek blijkt dat gemiddeld drie tot zeven pogingen nodig zijn vooraleer het veranderde gedrag duurzaam verankerd is in het gewoontegedrag. Hervallen maakt dus onlosmakelijk deel uit van een model  dat gericht is op gedragsverandering.
     

 

Uit onderzoek blijkt dat individuen zich op een niet-lineaire manier doorheen de verschillende fasen van gedragsverandering bewegen. Belangrijk is dus dat de processen die hen kunnen ondersteunen in gedragsverandering op het juiste moment worden aangereikt. Een match tussen de fase van gedragsverandering waarin iemand zich bevindt en de ondersteuning die wordt aangeboden tijdens de overgangsprocessen is dus cruciaal.

Prochaska, J.O., DiClemente, C.C., & Norcross, J.C. (1992). In search of how people change: application to addictive behaviors. American Psychologist, 47 (9), 1102-1114.

bottom of page